Tijdens de week van de Internationale Vrouwendag stelt JES Brussels Compagnon de Route voor. Een jobcoachingsproject exclusief voor en door vrouwen. Naar aanleiding van de lancering sprak Sarah, trajectbegeleidster bij JES Brussels, met jeugdparticipatiemedewerkers Gitte en Jessica. Zij werken aan de participatie van de Brusselse jeugd bij het ontwerp van de publieke ruimte. Zij vertellen ons over hun ervaring met gender en publieke ruimte.
Compagnon de Route is ontstaan vanuit het besef dat de klassieke vindplaatsgerichte methodes niet werken. De publieke ruimte is nog steeds een erg mannelijke plek. Hoe komt dat volgens jullie? Merken jullie dit ook?
Gitte: Zowel man als vrouw gebruiken de publieke ruimte, zij het op een andere manier. Wat we wel merken is dat vrouwen over het algemeen minder aanwezig zijn in de publieke ruimte van Brussel. Een vast onderdeel van onze werking zijn bijvoorbeeld bevragingen onder buurtbewoners. Hiervoor werken we steeds vindplaatsgericht. Het is duidelijk dat we meisjes en jonge vrouwen vaak op andere plekken terugvinden dan jongens. Meisjes ontmoeten elkaar bijvoorbeeld op andere plaatsen in een park dan jongens, hebben niet altijd dezelfde noden tijdens activiteiten in de publieke ruimte en sluiten zich niet altijd aan bij dezelfde (deel)organisaties dan jongens.
Hoe komt dat?
Jessica: Verschillende factoren spelen mee. Deels hebben de onderliggende dynamieken van een wijk een impact. Maar het heeft er ook mee te maken dat de openbare ruimte niet altijd even verwelkomend is voor vrouwen. Publieke ruimte wordt nog altijd vaak ingericht vanuit een mannelijke bril. Zelfs als ze wordt ontworpen door vrouwelijke stedenbouwkundigen, omdat ook zij zijn opgeleid vanuit die mannelijke blik. Een sportterrein wordt bijvoorbeeld vaak centraal gepositioneerd. Deze plek wordt overwegend gebruikt door mannen en jongens. Het is dus vaak de “mannelijke” plek die centraal ligt. Bovendien legitimeert een plek die ingericht is als pakweg een voetbalterrein ook het exclusieve gebruik voor deze functie. Wanneer iemand er iets anders wil doen, lijkt het redelijk hen weg te jagen en het terrein te claimen voor voetbal.
Verder valt het op dat meisjes soms langere routes nemen om een plaats met veel jongens te mijden. Dat komt ter sprake wanneer we samen hun buurt in kaart brengen via ‘mental mapping’. En eigenlijk deed ik dat 25 jaar geleden ook al, als tiener in een stedelijke context. Dat gaat over een onveiligheidsgevoel, maar ook om intimidatie. In hoeverre wordt dit mee mogelijk gemaakt door de inrichting van de publieke ruimte? Ik vind dat een interessante vraag waar ik (nog) geen antwoord op heb.
Is het niet problematisch dat bepaalde plekken nog altijd exclusief mannelijk/vrouwelijk zijn?
Gitte: Overvolle voetbalvelden en basketbalpleinen waar je vooral mannen ziet zijn geen uitzondering, denk maar aan de Oude Graanmarkt. Openbare plekken om te sporten worden vaak gedomineerd door mannen..
Vrouwen en sport in publieke ruimte is vandaag de dag een populair thema. Ook bij bijvoorbeeld dit topic moeten we altijd vertrekken vanuit de verschillende noden van mannen en vrouwen. Zo sporten sommige vrouwen liever niet al te zichtbaar of zoeken ze vaker rustigere plekken op om bijvoorbeeld fitnesstoestellen in publieke ruimte te gebruiken. Daarnaast is het vooral belangrijk te beseffen dat een fysieke aanpassing niet automatisch meer vrouwen aan trekt. Er is ook vertrouwen nodig.
Jessica: Er is een grote focus op inclusie in onze samenleving. Dat is een legitiem en mooi uitgangspunt. Soms wordt dit echter een soort blind streven naar inclusie, zonder achterliggende oorzaken en noden te onderzoeken. Inclusie wordt dan naar mijn gevoel erg letterlijk benaderd. Een publieke ruimte waarvan m, v, x gemengd gebruik maken, waar ze samen sporten als hoogst gemene goed. Echter, een terrein met skatende jongens waar meisjes op bankjes rond zitten te keuvelen, lijkt op het eerste zicht ook inclusief, of een speelplaats met een centraal voetbalveld waar meisjes de bankjes aan de randen van speelplaats toebedeeld krijgen. Het staat buiten kijf dat onze ambitie hoger moet liggen dan dit laatste.
Soms kan een schijnbaar exclusieve ruimte net mogelijkheden bieden voor een inclusieve samenleving. Een park of plein waar een organische verdeling in zones plaatsvindt met jongens aan een sportterrein aan de zijkant (en dus niet centraal!) en meisjes aan de andere kant bij de schommels, fitnesstoestellen en de picknicktafels – zoals in het Dauwpark waar we een participatietraject doen. In dit park voelen verschillende groepen mensen zich goed. Informeel is de ruimte zo verdeeld dat er geen dominante groep is in het park. Dit is voor mij meer inclusief dan het speelplaats-voorbeeld erboven. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat meisjes die willen voetballen niet mogen voetballen!
Zoals Gitte zei hebben verschillende groepen mensen verschillende noden. Dit kan – maar hoeft niet – gerelateerd te zijn aan gender. Mensen zijn niet hetzelfde, niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Als we uitgaan van gendergelijkheid, vertrekken we nog te vaak vanuit het idee dat mannen en vrouwen gelijk moeten zijn, in plaats van gelijkwaardig. En dit betekent in de praktijk vaak dat we van vrouwen verwachten dat ze de publieke ruimte gaan gebruiken zoals mannen.
Vaak ligt de klemtoon op het feit dat meisjes óók stoer zijn, dat ze óók kunnen voetballen of skaten. Het leidt geen twijfel dat meisjes stoer, sterk en sportief (kunnen) zijn! Maar ook meisjes die niet sportief zijn of die misschien bang zijn van spinnen en hoogtes (hoeveel jongens zijn er trouwens niet bang van spinnen en hoogtes?) hebben recht op publieke ruimte om anderen te ontmoeten, te spelen, ontdekken en grenzen verleggen.
Zowel man als vrouw gebruikt de publieke ruimte, zij het op een andere manier.
Verschillende groepen mensen hebben verschillende noden. Dit kan – maar hoeft niet – gerelateerd te zijn aan gender. Mensen zijn niet hetzelfde, niet gelijk, maar wel gelijkwaardig.
Het is perfect oke dat er plekken zijn voor mannen en andere plekken voor vrouwen, zolang iedereen maar een plek krijgt en zich veilig en welkom voelt?
Jessica: Ik bedoel eerder dat het complexer en genuanceerder is dan dat een fysiek gemengde ruimte het enige na te streven goed is. Het valideren van functies die als (arche)typisch vrouwelijk worden gezien bijvoorbeeld. Dingen die als vrouwelijk of meisjesachtig worden beschouwd hebben in onze samenleving nog steeds een soft en soms zelfs minderwaardig imago. Ik vind dat jammer.
Op kindermaat kunnen we een kring-klapspelletje vergelijken met een voetbalwedstrijdje. In beide gevallen smeed je banden met andere kinderen, leer je omgaan met je verlies, leer je om te anticiperen op het gedrag van anderen, oefen je je motoriek, … Maar het ene heeft wel een serieuzer imago dan het andere.
Welke ingrepen zijn nog mogelijk om van de stad een vrouwvriendelijker plek maken?
Gitte: Er zijn heel eenvoudige ingrepen mogelijk zoals openbare vrouwelijke toiletten. Het ontbreken van openbare vrouwelijke toiletten in Brussel is een groot gemis. Wij zelf kunnen daar weinig aan veranderen, behalve het blijven aankaarten..
Dat gezegd zijnde, wij vertrekken bijna nooit vanuit een abstract idee over wat de ruimte vrouwvriendelijker zou kunnen maken. We vertrekken eerder vanuit succesverhalen. Zo werken we samen met Leefmilieu Brussel in het Ninoofsepoortpark. Daar zagen we bijvoorbeeld dat de binnenste cirkel van het park in de zomer vanaf acht uur ’s avonds vol liep met vrouwen. Volgens ons is het even boeiend om te vertrekken vanuit dit soort vaststelling en te gaan nadenken waarom deze plek net zo intens gebruikt wordt door vrouwen. De cirkelvormige ontmoetingsruimte voor vrouwen was organisch gegroeid en nog steeds weten we niet de exacte reden waarom deze vrouwen net voor die plek kozen. Zo een dingen gebeuren vaak als gevolg van onbewuste processen die de buurtbewoners soms zelf ook niet kunnen uitleggen. Dat maakt ons werk ook onvoorspelbaar: er zijn geen magische formules die altijd werken.
Jessica: Ik heb ooit ergens gelezen dat de aanwezigheid van vrouwen en meisjes in de openbare ruimte een graadmeter zijn voor de kwaliteit ervan. Wanneer zij zich welkom voelen, kan je spreken van een kwaliteitsvolle publieke plek.
De inrichting van een plaats – de stenen – zijn de basis, de hardware als het ware. Maar vaak helpt het om er een goede software aan toe te voegen. Om een context te creëren waar het voor m, v, x aangenaam en veilig is. Dit kan vanalles zijn.
Jane Jacobs heeft veel geschreven over het belang van ‘ogen’ op straat. We zouden dit nu als sociale controle bestempelen. Buren die uit het raam komen hangen als ze iets alarmerends op straat horen bijvoorbeeld. Maar ook betrokken gebruikers van de stad die zich ‘moeien’ wanneer iets verkeerd dreigt te lopen.
Tijdens een participatietraject in Elsene om een quasi verlaten pleintje te activeren merkten we dat de hondenpoep in de speeltuin verminderde naarmate er meer mensen gebruik maakten van het pleintje. Eigenlijk is dat de logica zelve. Sluikstorten, afval achterlaten, en dus ook hondenpoep wordt minder aantrekkelijk met 50 paar ogen op je gericht.
Momenteel werken we in twee parken van Leefmilieu Brussel en zien we dat de parkwachters onder andere deze rol van ‘ogen’ vervullen. Het Dauwpark in Anderlecht ligt tussen gebouwen en huizen in, maar er komt geen enkele voordeur of straat bij uit. Dat is potentieel een onveilige plaats. Maar wat zien we? Het park is een levendige en gezellige plek die ook intens door meisjes en vrouwen gefrequenteerd wordt. Hier dragen de parkwachters in grote mate aan bij. Ook een organisatie kan een plein of straat mee ‘structureren’. Een element uit het participatietraject in Elsene was de bouw van een jeugdhuis aan dit quasi verlaten pleintje. Door zich ook naar buiten te richten kan het jeugdhuis als hefboom fungeren zodat het pleintje als een aangenamere plek aanvoelt voor gans de buurt.
Tot slot, kunnen jullie nog iets vertellen over het M-power project in Antwerpen?
Het project bestaat al enkele jaren en heeft zijn focus liggen op het empoweren van meisjes en jonge vrouwen rond verschillende thema’s zoals veiligheid, seksualiteit en weerbaarheid. Dit jaar gaat het over meisjes en publieke ruimte. De vragen die gesteld worden is; hoe ervaren zij publieke ruimte, wat missen ze, wat zijn al succes verhalen volgens hen in de openbare ruimte,… Daarom proberen ook Jessica en ik dit jaar het M-power project mee op te volgen. Het is het perfecte moment om extra expertise te delen tussen de JES-steden en wie weet een ontmoeting te organiseren tussen de meisjes uit Antwerpen en onze vrijwilligsters, bijvoorbeeld aan de Ninoofsepoort. Meer over het M-power project kan je hier lezen.
Interview afgenomen door Sarah Vergaerde – maart 2021