Interview met Ahmed Meftah over sociaal-sportief werk
Straathoekwerker bij JES
In de praktijkgids sociaal-sportief werk uit 2021 getuigen 125 werkers over hun visies, noden en dromen. Over wat goed loopt en over wat nog veel beter zou kunnen lopen. Ook ‘onze’ Ahmed Meftah, straathoekwerker werd toen geïnterviewd.
Nood aan collectief denken, schaalvergroting én extra middelen!
Ik groeide op in Square Albert, een volkse buurt in Anderlecht. We hadden een goal op een muur getekend om te kunnen voetballen; dat was het enige verzetje dat we hadden. Later ontstond er een voetbalclub en een thaibokswerking, maar beide bleven niet bestaan door een tekort aan middelen. Iedereen moest terug zijn eigen weg opgaan. En dat is het hardste voor jongeren: wanneer er geen opvolging, geen kader meer is en ze zich niet meer kunnen uitleven en ontplooien. Dan vallen ze in een zwart gat. Ik was redelijk groot en zwaar voor mijn leeftijd en wou kost wat kost trainen. Ik schreef mij in 2009 in bij Volpé Boxing Club Anderlecht en die training deed mij veel deugd. Ik was zeer impulsief en wist met mijn energie geen blijf. Boksen hielp me om mijn energie te kanaliseren.
Met ouder te worden, moest ik mijn plan leren trekken zonder de hulp van mijn ouders. Toen heb ik ontdekt dat sport en sociaal werk heel wat raakvlakken hebben: een sociale aanpak, het belang van integratie, oog voor de gemeenschap. Sport vermindert sociale exclusie en helpt om je zelfbeeld op te krikken.
Mijn grootste verwezenlijking is de oprichting van de JES-bokswerking in Anderlecht. Het project startte in 2017 en ik startte er zelf als vrijwilliger. Toen boksten we met drie of vier. Nu hebben we 22 leerlingen en geven we drie à vier lessen per week. We hebben een hechte groep jongeren, uit verschillende wijken, die ervoor gaan. Jongeren leren van mekaar, komen op tijd, zijn geëngageerd.
Over Ahmed Meftah
Ahmed Meftah (°1995) is geboren en getogen in Anderlecht. Hij kreeg een strenge opvoeding van zijn ouders, die in de jaren 1970 vanuit Marokko waren geëmigreerd naar België. “Ik ben een sportief persoon met een sterk karakter, mede door de buurt waarin ik ben opgegroeid”, zo typeert hij zichzelf. “Ik hou van voetbal en van verschillende vechtsporten, zoals jiujitsu, thaiboksen en boksen. Sporten hielp mij om niet te veel rond te hangen op straat. Na school kluste ik bij om mijn ouders financieel bij te staan: van barman in een brouwerij, verkoper in winkels op de luchthaven van Zaventem tot callcenter-agent voor Proximus. Op een dag kon ik, dankzij een straathoekwerker in Anderlecht, via JES Brussels begeleiding krijgen in mijn zoektocht naar werk. Zo werd ik vrijwilliger bij JES. We waren met een groep van acht vrijwilligers en organiseerden activiteiten in de buurt voor meer dan honderd jongeren. Op een dag overliep ik met de jobcoach vacatures en die liet weten dat er een job als straathoekwerker vrij was. Ik solliciteerde, werkte aan mijn Nederlands en bereidde mij met de jobcoach voor op het sollicitatiegesprek. Vijf dagen later kon ik aan de slag bij JES. Ik werk hier nu anderhalf jaar. Ik voel me hier op mijn plaats en ga elke ochtend graag gaan werken om degenen te helpen die het nodig hebben.”
Door jeugdwerk en sport te combineren ontstaat er een dynamiek. We leren om collectief samen te werken, zelfs bij individuele sporten, en gaan voor sociale inclusie. Een andere belangrijke link tussen sport en jeugdwerk is deze van zelfontwikkeling en -verrijking. Ik ontmoet veel mensen: mensen die geen papieren hebben, die de taal niet spreken, mensen met een beperking. Zij voelen zich uitgesloten. Ik wil mee helpen verwezenlijken dat er een evenwicht ontstaat waarin iedereen kan sporten. Zodat hun beeld van de samenleving verandert en ze zich opnieuw deel voelen van de maatschappij en dat de maatschappij andersom hen ook opneemt, zodat ze kunnen verdergaan met hun leven en kunnen groeien.
Er moeten meer organisaties komen die in die richting werken. Er zijn al veel sportclubs en organisaties in België. Maar ondersteunen zij ook? Jongeren geven vaak op als ze niet slagen voor een testfase; als je niet in aanmerking komt als ‘compétiteur’ zien ze je niet staan. Dat is dan echt een schok voor de jongere in kwestie! Ook bij het boksen denk ik voortdurend: je moet ondersteunen, motiveren en zorgen dat de persoon psychologisch en mentaal sterker wordt, niet enkel fysiek. Er was bijvoorbeeld een jongen die voor het eerst kwam trainen en moest sparren met een competitiebokser. Toen ik zag dat die jongen het mentaal heel moeilijk had, ben ik naar hem toe gegaan en heb ik hem gecoacht. Toen ik de jongen opnieuw tegenkwam vertelde zijn vader dat hij zich echt meer op z’n gemak voelde sinds die dag en dat hij veel vooruitgang boekt… Dat doet mij plezier en maakt mij trots. Je moet ook de jongeren meenemen die het (aanvankelijk) wat moeilijker hebben en ze de hoogte in duwen.
Hoe meer jongeren je betrekt die het moeilijker hebben, des te meer gaan ze zich inzetten en evolueren. Er moet ruimte zijn om dit organisatorisch verder te laten groeien. Een mogelijkheid is om meer structuren uit te werken waarbij vzw’s en scholen de link leggen tussen enerzijds sport en anderzijds studies. Via stagecontracten kunnen jongeren worden begeleid doorheen hun sportieve en educatieve ontwikkeling.
Een ander probleem is het grote aantal jongeren versus het gebrek aan middelen. Je kan met twee of drie coaches geen veertig jongeren trainen. Het grootste deel staat dan in de zaal wat te lummelen. Er ontbreken middelen om zalen te professionaliseren, om meer coaches en mensen in dienst te nemen. Als je mensen kan aanwerven zorg je voor meer tewerkstelling en gedragenheid.
Je bereikt er zo veel meer mee. Je coacht hen en tegelijkertijd breng je hen zoveel andere zaken bij, heb je aandacht voor schoolresultaten, aanwezigheid op school, stiptheid, een gezonde levensstijl, beperk je het druggebruik… Drugs is wijdverspreid en zeker hier in Brussel. Veel jongeren vluchten en gaan snel ten onder aan het druggebruik. Het wiegt ze in slaap. Maar je kan niet sporten en tegelijkertijd aan de drugs zitten. Sport moet hun drug worden zodat ze zich maximaal kunnen ontwikkelen.
Mijn droom is dat er meer sportverenigingen ontstaan, meer jeugdbewegingen om zo een collectief onder alle Brusselse jongeren op te richten en samen mooie dingen te verwezenlijken. Stel je voor: een gratis aanbod, goed opgeleide instructeurs, een systeem dat gelooft in de jeugd, samen inzetten op ontwikkeling, sport als preventiemiddel tegen schooluitval, criminaliteit en/of druggebruik. En dit door dynamische, spontane en transparante samenwerkingsverbanden tussen verenigingen, scholen, de sportwereld, de cultuursector… Met extra middelen van de overheid en grote sportclubs, niet via een herverdeling van bestaande middelen.
Ik wens jongeren een goede gezondheid en professioneel succes. Ook professioneel succes krikt je op, maakt iemand van je en zorgt voor levenslessen. Eén van mijn levenslessen is delen: delen met de anderen, aandacht voor de gemeenschap, collectief denken. Ik hoop ook dat jongeren leren uit hun fouten. Iedereen mag fouten maken, maar je moet er iets uit leren. Dat is het voornaamste, simpel als dat.
Interview uit de praktijkgids sociaal-sportief werk mei 2021