Column: Van kleverige trappen naar het groene geitenparadijs

...

Straathoekwerk is ongekend en dus ook vaak onbemind. Begin december lanceerden onze straathoekwerkers daarom een magazine waarin ze een unieke inkijk geven in de manier waarop zij jongeren in de Brusselse straten begeleiden. Een bundeling van authentieke, soms absurde of verbijsterende verhalen. Uit de pen van straathoekwerker Tom vloeide deze column.

De trappen van de beurs stralen hun laatste restjes warmte uit. De zon zakt langzaam weg tussen de hoge gebouwen en vanachter omhooggeschoven zonnebrillen verschijnen troebel blinkende oogjes. We zitten er al een tijdje en de windloze dag houdt ons gevangen in een wolkje dat geurt naar verschaald bier en goedkope hash. Het zonnetje heeft behoorlijk wat volk naar buiten gelokt en de bovenste trappen waar de duistere dealtjes gebeuren, zitten aardig vol. Ik zit naast H. die laat zijn ideeën weer de vrije loop, hij is een onuitputbaar vat vol creatieve spinsels.

Vorige week toonde hij me nog een tekening van een vernuftig systeem om zijn palletbed richting plafond te hijsen en zo meer plek te hebben in zijn toekomstige studio. En nog geen maand geleden toonde hij me de plek waar hij een tuinhuis aan het bouwen was van gevonden materialen.

Daar waar voor sommigen leven op straat een vagevuur is, waar ze zeer snel door verteerd worden, zijn er anderen die zelfs na ettelijke jaren nog geen blaartje vertonen. Ze zwemmen doorheen hun natuurlijke habitat, hun zweterige lijven af en toe afspoelend in verkoelende fonteintjes. H. is zo iemand. Zijn moeilijke leefomstandigheden zetten geen domper op zijn levensvreugde maar doen zijn rusteloze hoofdje honderden ideeën spuien. Gesprekken met hem zijn soms wel bizar, het is een beetje als de beklimming van een beregende bergwand, goed kijken waaraan je je het best kan omhoogtrekken terwijl je de glibberige plekjes voorzichtig voorbij schuifelt.

Da s waar, ik moest je nog iets laten zien.  Vanuit zijn zwarte tas tovert hij een verfomfaaide foto tevoorschijn. Wat denk je hiervan?  Ik zie een dorre zandvlakte onder een schroeiende zon. Enkele halfvergane paaltjes bakenen een terrein af waarop een mager geitje verveeld op een twijgje knabbelt. Mijn erfenis, gekregen van een oom in Tunesië.  Is die geit dan ook van u?  Wat kan mij die fucking geit schelen man! Ik ben nu grootgrondbezitter! Er is wel een klein probleempje & Ik mag het niet verkopen maar zal er moeten gaan wonen. 
Ik kijk nog eens naar de foto en zie een dorre troosteloze vlakte, geen streepje groen te bespeuren en, ik denk, een geit die dagelijks tot de grote geitengod bidt om haar mee te nemen naar het groene geitenparadijs.

Maar ik weet dat H. iets anders ziet, hij ziet zijn uitgestrekte olijfboom plantage met een weide vol mekkerende geitjes en in de verte zijn zelf opgetrokken boerderij. Ik vervloek binnensmonds mijn cynisme en vraag hem of hij dan in Tunesië gaat wonen, een land dat hij enkel kent van vakanties. Hij is er nog niet helemaal uit maar ik merk wel dat zijn ideeënfabriek op volle toeren draait. We nemen afscheid, en terwijl ik hem zie verdwijnen in de ondergaande zon, hoop ik dat hij binnen een paar jaar zit te genieten van een weidse vista over zijn domein in plaats van het troosteloze staren naar kleverige trappen.

Benieuwd naar meer straathoekwerkverhalen? Bestel hier ons magazine.

Geschreven door Tom Natus

Daar waar voor sommigen leven op straat een vagevuur is, waar ze zeer snel door verteerd worden, zijn er anderen die zelfs na ettelijke jaren nog geen blaartje vertonen.