Het verhaal van Norman

...

Het kruispunt aan de metrohalte van Ribaucourt is niet wat je noemt een populaire wijk. De plaats is berucht over heel Brussel en ook de gasten die er zelf jaar in jaar uit dagelijks rondhangen refereren ernaar als een ‘quartier sale’, eentje met een slechte reputatie dus. Persoonlijk vind ik dat het al bij al nog wel meevalt. Als je de situatie en de mensen beter begint te kennen, dan kan je bepaalde zaken beter plaatsen en creëer je ruimte voor een realistische en genuanceerde blik. Het is inderdaad waar dat er heroïne gedeald en gebruikt wordt. Dit wordt door de mensen die er passeren en die in en rond de wijk wonen als serieuze overlast aanzien, en terecht ook. Maar als je er lang rondhangt, en écht met de mensen praat dan zie je dat er meer is, dat er ook positieve krachten aanwezig zijn, hoe vreemd dit ook moge lijken. Ook hier bestaat kameraadschap en vormen van solidariteit. Ook hier passen mensen op elkaar.

Norman is een van de eerste gasten die ik kende aan Ribaucourt. Een van de eerste gasten slim genoeg om te zien dat ik niet een of andere flik-in-burger was. Maar ook nieuwsgierig genoeg om me te vragen wat ik er dan wel elke dag kwam doen. Hij is een typische ancien, gekend door vriend en vijand. Norman was vroeger een zware heroïnegebruiker, maar heeft dit ingeruild door het iets minder schadelijke, iets minder leuke, maar even verslavende methadon. Als het financieel wat mee zit, zit er een occasionele lijn coke bij om wat af te wisselen. Norman drink wel zeer veel, en dat weet hij zelf ook. Hij vertelt me hoe moeilijk het is om hieraan te weerstaan. Bij heroïnegebruik is er nog een zekere schroom, een zekere vorm van sociale controle die op straat speelt. Heroïne mag in Ribaucourt dan gemeengoed zijn, het is vooralsnog niet te koop in de winkel op de hoek. Bij alcohol is dit anders. Het is hard-drug nummer 1 in België en op dit kruispunt in Molenbeek is dat niet anders. Het gaat zelfs zo ver dat de filiaalhouder van de Carrefour op de hoek speciaal goedkope blikken bier in de frigo dicht bij de kassa zet om zijn cliënteel beter en sneller (lees: dan moeten ze niet door heel de winkel gaan waar ze eventueel mensen kunnen afschrikken) te bedienen. Maximale klantenservice, maximale winst.

Op een dag zie ik hem staan in de metrohalte, schuilend voor de regen. Ik spreek hem aan, zoals altijd, en hij zegt me direct dat hij gaat stoppen met drinken. De vastberadenheid in zijn ogen (en het blikje cola in zijn handen) duiden erop dat het menes is. Ik vraag hem wat er gebeurd is dat hem tot deze beslissing heeft gebracht. Norman vertelt me dat hij de laatste tijd ‘s ochtends opstaat met een misselijk gevoel en met pijn in zijn onderbuik. Hij was naar de dokter gegaan. Die had hem gezegd dat hij moest stoppen met drinken, en dat het alleen maar erger zou worden als hij dat niet deed. Meer woorden had hij er niet aan vuil gemaakt. Zonder verdere uitleg had hij hem de weg naar de deur gewezen en Norman op straat gezet. Het nieuws sloeg in als een bom. Het was ook daarom dat Norman zich zo liet afschepen door de dokter, iets wat in zijn normale doen niet zou gebeurd zijn. Maar vandaag was Norman opnieuw resoluut, lucide en optimistisch. Hij zou zijn hele leven omgooien, opnieuw beginnen. Hij ging werk zoeken, zelfs stoppen met roken en met alle andere troep (sic) die hij in zijn lijf stopte. Vandaag was dag één van de rest van zijn leven, en ik mocht daar getuige van zijn. De laatste dag van Norman als alcoholist.

Norman heeft zijn strijd, zonder hulpmiddelen, uiteindelijk een heroïsche drie weken volgehouden. Dat is, gezien zijn situatie, zeer lang. Elke dag liep hij van ’s morgens tot ’s avonds aan Ribaucourt rond, waar moest hij anders naartoe? Hij zal zich maar al te goed gerealiseerd hebben dat een fris blikje hem maar 0,85 cent armer zou maken. Het knagende gevoel, de bibberende handen en zweterige paranoia, het zou allicht verdwijnen na maar één biertje. Ik kan me voorstellen wat een hel die drie weken voor hem moeten geweest zijn.

De dag dat Norman zijn strijd staakte heb ik hem nog gezien. Ik kom aanwandelen en ik zie dat hij zich een beetje schaamt. Ik weet dat stoppen met drinken veel moeite vraagt, maar vooral ook veel pogingen. Wanneer hij uitvluchten zoekt vertel ik dit hem. Ik vertel hem dat ik zijn drie weken durende afkick inspirerend vond en dat ik merk hoe hard hij gevochten heeft. Dat op zich is al veel waard. Ik leg hem uit dat één ‘mislukking’ niet wil zeggen dat hij nooit met drinken gaat kunnen stoppen. Ik zeg dat hij misschien nog eens met zijn arts moet praten om te kijken welke hulpmiddelen er zijn, en dat ik best met hem wil meegaan naar die arts om niet té snel naar de deur gewezen te worden. In al zijn trots had Norman aan niemand hulp gevraagd. Hij wou dit alleen doen, hij wou niemand te last zijn. Hij kijkt op en staart naar mij. In zijn gezicht probeer ik de moed te lezen die hij al dan niet uit mijn gesprekken heeft kunnen putten. De waarde van het straathoekwerk ligt niet in de concrete sociaal/administratieve hulp, maar in deze momenten. Ook wanneer het moeilijk gaat, of wanneer het niet gaat, staan wij er. Norman staat recht en wandelt weg. Ik roep hem nog toe dat Rome is ook niet in één dag gebouwd is. Hij draait zich om met een brede grijns, steekt zijn duim op en raakt met zijn rechterhand zijn hart aan. Was dit de moed die ik zocht, die hij nog nodig gaat hebben? Norman drinkt nog eens van zijn pint. Ze smaakt hem waarschijnlijk veel te goed. Hij gaat het nog eens proberen. Hij weet dat ik klaar sta als het lukt, maar ook als het niet lukt.