“Van in het begin is het straathoekwerk eigenzinnig geweest, maar altijd eigenzinnig voor de doelgroep”

In 1984 werd JES opgericht om de jeugdateliers, jeugdhuizen en jeugdbewegingen in Brussel te ondersteunen vanuit de NCC (nu VGC). Een jaar later werd JES een onafhankelijke vzw. Tien jaar later zag straathoekwerk het levenslicht binnen JES vzw.

An van Damme: “ Wij ondersteunden de jeugdhuizen en jeugdateliers en waren ook actief binnen buurthuizen waar ook jongerenwerkingen waren, maar we waren vooral ook heel aanwezig op het terrein. Je moet je voorstellen dat er in die tijd amper iets was. Geen VDAB’s, geen welzijnsprojecten, geen opleidingstrajecten en zeker niets transversaal. Net omdat we veel op het terrein aanwezig waren, merkten we dat er in de Brusselse grootstedelijke context heel veel noden waren met betrekking tot jongeren zoals opleidingsprojecten, maar ook nood aan het aanwezig zijn op straat met jongeren.  We zijn dan letterlijk onze kaas gaan halen in Nederland die stonden daar toen veel verder in het sociaal-cultureel werk dan wij. Ons befaamde BOOT-project, waarbij we een zeilboot bouwden met een twintigtal jongeren is eigenlijk letterlijk gekopieerd vanuit Nederland maar dan met ‘doelgroepjongeren’ die structureel werkloos waren.  En het straathoekwerk wilden we dus ook ontwikkelen in Brussel. We zijn dan begonnen met het organiseren van studiedagen over het straathoekwerk, de Street Corner Flakes.”

BOOT-project

Streetflakes Studiedag Straathoekwerk
An van Damme

Naast een goed idee en veel enthousiasme waren er natuurlijk ook middelen nodig om het straathoekwerk binnen Brussel te kunnen inplementeren. En dat bleek moeilijker dan verwacht.

An van Damme: “Wij zijn overal gaan onderhandelen, maar we kregen nergens gehoor. We kregen sowieso nog moeilijk geld omdat we volgens de VGC nog onvoldoende bezig waren met onze kerntaken, namelijk het ondersteunen van die jeugdateliers en jeugdhuizen. We waren toen al begonnen met opleidingstrajecten en daar waren ze niet tevreden over want dat was niet waarvoor we waren opgericht. Maar we wilden blijven gaan voor projecten die van onderuit ontstonden. Uiteindelijk zijn we gaan praten met Vic Anciaux die wel in ons project geloofde en er zijn schouders onder zette.”

De eerste straathoekwerkers werden gedetacheerd vanuit de VGC.  De werkers werden aangestuurd door JES, maar de aanwervingen en verloning gebeurden door de VGC. De straathoekwerkers hadden dus een ander personeelsstatuut dan de andere JES-medewerkers.


An van Damme: Dat was geen evidente situatie, intern was dat soms moeilijk te verzoenen. En je werkt opeens met mensen die je zelf niet hebt aangeworven en bij wijze van spreken nog niet gezien hebt. Uiteindelijk hebben we het straathoekwerk wel volledig kunnen overnemen. We hebben toen zelfs twee straathoekwerkers overgenomen die voor de VGC werkten en bijvoorbeeld verbonden waren aan het gemeenschapscentrum in Evere.”


Zeil je voor het eerst…

Straathoekwerk was relatief nieuw in België. Naast Limburg was er enkel in Brussel straathoekwerk. Zelfs Martin Tanghe kwam in het begin op bezoek voor een reportage in het nieuws. Al van in het prille begin was er naast de straathoekwerkers ook al een reactiveringswerker die in groep activiteiten organiseerden voor en met jongeren.

An Van Damme: “ De reactiveringswerker had bijvoorbeeld een moto-atelier en een fietsatelier waar gasten zich konden uitleven en skills konden opdoen. Hij was toen ook met het BOOT bezig. De zeilboot was af en de reactiveringswerker had geïnvesteerd in een zeilbrevet en ging dus met de gasten zeilen. Er zijn een aantal vaarten geweest met straathoekwerkjongeren, maar dat project bleek toch niet helemaal haalbaar te zijn. Dat was een zeer zware doelgroep van jongeren en er waren veel problemen op de boot. Bijvoorbeeld, er moesten eigenlijk altijd twee mensen aan het roer staan van dat zeilschip, dag en nacht dus, en de gasten zagen dat helemaal niet zitten. Dan moest je bijna met 3 of 4 begeleiders voor zes jongeren gaan varen, dat evenwicht was zoek.”

De eerste wijken waar de straathoekwerkers aan de slag gingen werden voornamelijk nog bepaald door de VGC. Dat waren de begijnhofwijk en de omgeving van het bloemenhofplein in Brussel-stad en de omgeving van het Sint-jan-baptistvoorplein in Molenbeek. De straathoekwerkers werkten in duo’s per wijk, initieel omdat het werd opgelegd vanuit de VGC omwille van de veiligheid van de werkers.

An van Damme: “Achteraf bekeken was dat geen slecht concept. Elke werker moest van niets beginnen en met twee zie je altijd meer dan alleen. Je hebt een ander beeld van wat er leeft in een wijk. Sowieso is het straathoekwerk blijven evolueren. We zijn in andere wijken gaan werken zoals Kuregem en Sint-Gillis. En een vrouwelijke straathoekwerker spitste zich al snel toe op het werken met meisjes, terwijl andere straathoekwerkers meer werkten met drugsverslaafden en daklozen aan Ribaucourt bijvoorbeeld en nog anderen echt werkten met de ‘gasten van de quartier’.


Op de bank

Alleszins is het straathoekwerk het project waar JES in het begin het meest voor gevochten heeft. Gevochten om het op te starten en gevochten om het te kunnen behouden.

An van Damme: “ De eerste tien jaar werd echt met een vergrootglas gekeken naar wat we deden met het straathoekwerk. Er werd regelmatig een vingertje opgestoken van je moet dit of je mag dat niet, of je moet in die buurt werken.  Ik herinner mij bijvoorbeeld dat Bert Anciaux aan ons vroeg om te werken aan het Martelarenplein omdat daar toen dikwijls rellen waren in die galerij. Wij moesten dat gaan oplossen.  Dat heeft heel lang geduurd voordat we zulke dingen eruit kregen.  Dat was heel, heel moeilijk. Hun idee van straathoekwerk was toch nog vaak dat we overal vuurtjes moesten gaan blussen. “

Wat straathoekwerk dan wel is? Present zijn, aanwezig zijn en vooral veel luisteren. Samen mét en niet voor de jongeren aan de slag gaan.

An van Damme: “Voor mij is een goede straathoekwerker de vrouw of de man die op een bank gaat zitten, zich kenbaar maakt en bij wijze van spreken op die bank blijft zitten en zo met de gasten aan de slag gaat.  Doorverwijzing is heel belangrijk, het is niet de bedoeling dat de straathoekwerker jarenlang met dezelfde gasten bezig is. En dat is moeilijk, we waren daar niet altijd even goed in in het loslaten van de jongeren.  Jongeren moeten doorverwezen worden naar de juiste diensten, wat natuurlijk niet wil zeggen dat jongeren niet terug mogen gaan naar de straathoekwerker. De relatie kan behouden blijven. Straathoekwerkers moeten jongeren op hun gemak stellen, rust geven en veel luisteren en babbelen. En altijd weer opnieuw op zoek gaan naar nieuwe jongeren, al kan dat zeer uitputtend zijn voor de werkers.”




Wat straathoekwerk dan wel is? Present zijn, aanwezig zijn en vooral veel luisteren. Samen mét en niet voor de jongeren aan de slag gaan.”


Straathoekwerk is essentieel

Op dertig jaar tijd is het straathoekwerk binnen JES vzw natuurlijk geëvolueerd. Straathoekwerkers kwamen en gingen, er werden nieuwe wijken verkend, er werd gewerkt op het kruispunt van jeugdwerk en straathoekwerk vanuit een sportzaal in de Maritiemwijk en ook het signaalwerk kreeg meer vorm.

An van Damme: “Van in het begin is het straathoekwerk eigenzinnig geweest, maar altijd eigenzinnig voor de doelgroep. Er is ook altijd veel ontstaan vanuit het straathoekwerk zoals nu bijvoorbeeld die JES-box in Kuregem en dat is super. Wat ik wel merk is dat straathoekwerk het moeilijker heeft om te communiceren. De laatste jaren komen we alleen nog in de krant als het ergens brandt. Niet dat JES in de krant moeten komen, maar die signalen blijven heel belangrijk. We hebben daar ook veel werk in gestoken in onze signaalwerking. Die noden vanop het terrein, dat onrecht, we moeten daar blijven op hameren.”

De noden op het terrein blijven inderdaad hoog. Maar het concept straathoekwerk is nooit een evidentie geweest voor beleidsmakers. Het is niet altijd makkelijk om de impact van straathoekwerk aan te tonen.

An van Damme: “Er is nog meer nood dan vroeger aan straathoekwerk. En straathoekwerk moet straathoekwerk blijven. Soms vrees ik dat straathoekwerk in de vergeethoek zal geraken. Om toch werkingen te kunnen financieren, wordt straathoekwerk soms aangehaakt aan buurthuizen bijvoorbeeld of wordt het omgevormd tot projectwerk.  Er wordt niet meer genoeg op banken gezeten. Terwijl het aanwezig zijn op het terrein net essentieel is. Straathoekwerk is de enige functie waarbinnen dat kan. Dus de job is essentieel. Dat mogen we nooit kwijtraken want die Brusselse ketten hebben rechten én moeten meer kansen krijgen.”


Interview en tekst: Hanne Stevens

brussel-nlstraathoekwerk-nl