Soms hoor je wel eens: “Maar wat doen die nu eigenlijk?”


Terwijl de temperaturen het vriespunt bereiken, gaan Liselotte Vanheukelom, directeur JES Brussel, en Hanne Stevens, coördinator straathoekwerk met mekaar in gesprek naar aanleiding van 30 jaar straathoekwerk. Een terugblik en vooruitblik.

Liselotte: Hanne, kan je jezelf eens voorstellen? Wat zijn jouw ervaringen binnen straathoekwerk?

Hanne: Ik ben een eerste keer bij het straathoekwerk van JES aan de slag gegaan in 2011. Dat was toen als signaalwerker en dat heb ik vijf jaar gedaan. In die periode heb ik op structureel niveau rond verschillende thema’s gewerkt en ook verschillende projecten opgezet. Daarna ben ik gestart als onderzoeker bij de Erasmushogeschool Brussel waar ik onderzoek deed naar cultuurparticipatie van Brusselse jongeren in de Kanaalzone. Daarna heb ik nog gewerkt bij het Netwerk tegen Armoede, als verantwoordelijke van het beleidsteam en als beleidsmedewerker wonen en energie. Rond het thema wonen had ik hier op JES ook al veel gewerkt. Het is een thema dat mij heel nauw aan het hart ligt. In 2021 zag ik dat er een positie vrijkwam als adjunct-coördinator bij het straathoekwerk van JES. Aangezien straathoekwerk toch altijd een grote liefde is gebleven, ben ik daar voluit voor gegaan. Het duurde echter niet lang vooraleer ik coördinator van het team werd. Dat is zo een beetje mijn parcours geweest. Ik ben dus eigenlijk wel een zestal jaar weggeweest uit het straathoekwerk. In die tijd zijn er wel wat dingen veranderd. Toen ik terugkwam, zag het team er bijvoorbeeld helemaal anders uit. Maar de fundamenten zijn wel hetzelfde gebleven.  

Dat brengt me bij m’n volgende vraag. Jij volgt al 12 jaar het straathoekwerk van ver of nabij op.  Wat is er veranderd? En wat is er hetzelfde gebleven?

Hanne: We hebben altijd individueel straathoekwerk gehad.  Het groepswerk en signaalwerk is er ook altijd geweest dus die drie basiselementen zijn altijd hetzelfde gebleven. De invulling daarvan is natuurlijk wel geëvolueerd. Ook de samenstelling van het team is ongeveer hetzelfde gebleven, wij zijn altijd een groep van ongeveer 10 mensen geweest en zitten al heel lang met twee straathoekwerkers per wijk. We hebben ook altijd in de wijken rond het kanaal gewerkt. Al zaten we in het prille begin meer in het centrum en was Anderlecht er bijvoorbeeld nog niet bij. Maar de keuze van de wijken is logisch, want dat zijn aankomstwijken, de wijken van de arme sikkel in Brussel.

Naar aanleiding van dertig jaar straathoekwerk ben ik ook eens in de archieven gedoken en heb ik er oude jaarverslagen bijgehaald. En dan zie je dat de thema’s waar nu nog op gewerkt wordt en waar heel veel systeemfouten en problematieken in zitten, er dertig jaar geleden ook al waren. Dat is wel pijnlijk om te zien. Dan vraag je je soms wel af: ‘Wat zitten we hier eigenlijk dan te doen?’, maar dan moet je je ook herinneren dat je binnen die problematiek wel heel veel individuele zaken hebt kunnen doen met mensen en dat je toch ook kleinere steentjes hebt kunnen verleggen op meso of macroniveau.  Maar dus die thema’s zijn niet veel veranderd: huisvesting, dakloosheid, mensen zonder wettig verblijf, gezondheid en de toegang daartoe, werk, detentie… Dat gaat over de grondrechten van mensen. Ook administratie blijft een pain in the ass, zowel voor de werkers als voor de mensen zelf. Dat is een rode draad al die jaren.

En wat is er dan wel sterk veranderd?

Hanne: Veel! Er zit meer diversiteit in het team. Vroeger hadden we vooral witte hoogopgeleide mensen, terwijl er nu een deel van het team uit de wijken zelf komt die de realiteit van onze gasten zelf ervaren hebben. Die mix van expertises en ervaringen is heel interessant.

De werkwijze is ook veranderd. Vroeger was het veel meer afgelijnd, in die zin dat we een aantal straathoekwerkers hadden die louter individueel met gasten aan de slag waren. Daarnaast hadden we één groepswerker, vroeger heette dat een reactiveringswerker, en die ging dan in groep aan de slag met jongeren die doorstroomden vanuit het individuele straathoekwerk.  Nu is het eigenlijk zo dat bijna alle individuele straathoekwerkers ook groepswerk doen, dus dat loopt veel meer door elkaar. Dat maakt het niet altijd evident, want je zit wel met rollen die soms conflicteren. Als groepswerker heb je immers wel een zekere verantwoordelijkheid over die groep gasten en moet je ook grenzen stellen die je als individuele straathoekwerker niet zou stellen. Dus het is wat meer flou op die manier en dat heeft zijn voor- en nadelen.

We hebben nu ook onze JES-box in Kuregem, dus een gebouw van waaruit we werken. Daar zit, naast de straathoekwerkers, ook een jobcoach die specifiek begeleidt naar werk of opleiding. We hebben dat in het verleden nog wel wel gedaan. In de maritiemwijk in Molenbeek hadden we daarin ons eerste experiment,  waar we vanuit een sportzaal een geïntegreerde werking hadden en dat onderdeel uitmaakte van het straathoekwerkteam, nu voeren we een nieuw soort  experiment in Kuregem.

De doelgroep is ook wel wat veranderd. Vroeger werkten we niet enkel met jongeren. We bereiken nog steeds dak- en thuislozen, mensen zonder wettig verblijf, etc maar werken nu ook veel meer met de gasten uit de quartier, de jongeren die rondhangen op de pleintjes, die afhaken op school, vaak ook al een parcous in instellingen of detentie kennen. Dat is een groep die we vroeger minder bereikten, terwijl zij nu waarschijnlijk de meerderheid vormen binnen onze doelgroep.

Een straathoekwerker is essentieel en zit op een bank, luistert en is aanwezig. Maar wat is er zo speciaal aan straathoekwerk, specifiek als werkvorm?

Hanne: Dat is soms moeilijk uit te leggen, maar straathoekwerk is super laagdrempelig. Voor heel veel mensen is dat ook een zeer mysterieuze job hè? Ze denken vaak: “Maar wat doet die nu eigenlijk? Hangen jullie de hele dag rond op een plein? Daar word je toch onnozel van?”. Straathoekwerk is voor mij de enige werkvorm waar geen stokken achter de deur zitten, waar geen druk wordt gezet. Een straathoekwerker heeft geen beperkte tijd per gast. Hij kan zelf bepalen: voor die gast ga ik nu eens een hele dag vrij houden omdat het daar niet goed mee gaat. En dat is heel eigen aan straathoekwerk, want andere sociaal werkers botsen vaker op de beperkte tijd waarin ze specifieke doelen moeten behalen. Onze specifieke doelen zijn net: aanwezig zijn, luisteren en een gast ondersteunen in wat hij zélf als doelen gaat formuleren. Het is niet aan ons om dat te gaan zeggen. Dat is dus het speciale aan de werkvorm, vind ik. Eigenlijk is dat een vertrouwensrelatie waarin je gewoon samen op zoek gaat. “Waar wil jij naartoe?” “En op welke manier kan ik er dan voor u zijn?” En als die gast niks wilt doen, dan wil die niks doen. Wil dat daarom zeggen dat wij elk soort gedrag oké vinden? Helemaal niet, maar we oordelen nooit over de persoon zelf.  Wij gaan met onze gasten in discussie, we spiegelen, maar de verantwoordelijkheid ligt altijd bij de persoon zelf. En de straathoekwerker is een soort gast op een reis die de jongere zelf gaat bepalen. En voor heel veel mensen, als je zo’n dingen zegt, is dat geitenwollensokken en denken ze dat straathoekwerkers alles wat hun jongeren doen vergoelijken of goedpraten. Dat is absoluut niet het geval. Maar we zijn er wel onvoorwaardelijk voor onze gasten. Dat vormt naast het niet oordelen en de vertrouwensband de kern van ons werk.

Als straathoekwerker ga je naast luisteren en er onvoorwaardelijk zijn, ook de verbinding leggen met anderen. Want straathoekwerk lijkt heel vrijblijvend, en ergens is dat zo, maar ook weer niet?

Hanne: Nee, naast aanwezig zijn en een vertrouwensband opbouwen, is het inderdaad de bedoeling dat wij ook mee ondersteunen in het bereiken van een kwaliteitsvol leven. Dat doen we door te focussen op rechtentoekenning bijvoorbeeld, door mee te gaan onderzoeken welke mogelijkheden er zijn als iemand geen inkomen of huisvesting heeft… Want je ziet gewoon dat heel veel van die doelgroepen in een kwetsbare positie niet weten waar ze naartoe moeten en waar ze recht op hebben. Dus dat is sowieso heel belangrijk, een kwaliteitsvol leven realiseren door jongeren te ondersteunen. En de communicatie met de samenleving of het contact met de samenleving verbeteren, opnieuw verbinding maken tussen de gasten, de instanties en de samenleving. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen natuurlijk. Maar dat is ook wel een belangrijke doelstelling. Er is heel veel wantrouwen in de instellingen, zoals OCMW, VDAB en de politie, en dan is het wel onze rol om daar iets aan te doen. Dat doen we ook door politiserend aan de slag te gaan.

Dat is een van de moeilijkste beroepen die ik ken. Ook al denkt iedereen dat dat makkelijk is om op een bank te gaan zitten. Een heel kwetsbaar beroep ook, want het enige wat je hebt is jezelf.

Hanne: Ik nodig iedereen uit om eens een hele voormiddag op zo’n bank te gaan zitten met alleen jezelf (lacht). Maar inderdaad, het is kwetsbaar. Er is ook geen systematiek, hè? Je hebt geen behandelplannen of gedragsveranderingsplannen, geen checklist, geen voorwaarden of criteria. Heel veel sociaal werkers, niet allemaal, die ontmoeten mensen met een specifieke vraag. Bijvoorbeeld: “Ik heb huisvesting nodig”, “ik heb werk nodig”…  En dan hebben die een bepaald kader of stappenplan dat ze kunnen volgen. Soms letterlijk op papier, dossiers die ze bijhouden. Een straathoekwerker heeft dat allemaal niet. Elke dag is anders, je weet vaak niet wat er allemaal gaat gebeuren of wat je gaat moeten doen en met wie. Je werkt op alle levensdomeinen, niet op een aspect. Je werkt anders met iemand die je al vijf jaar kent dan met iemand die je vijf maanden kent. En heel belangrijk, je werkt in de publieke ruimte, in hun leefomgeving, niet in de jouwe en niet in een bureau. Jij gaat op zoek naar hen, zij komen niet tot bij jou. Jij past je aan aan hun en niet omgekeerd. Daarom spreken wij ook niet over cliënten zoals andere sociaal werkers, maar over gasten. Wij zijn te gast in hun wereld.

Jullie werken op heel veel domeinen en komen in contact met veel jongeren in een kwetsbare positie.  Waar liggen jouw straathoekwerkers wakker van op dit moment?

Hanne: Van veel dingen. Huisvesting bijvoorbeeld. Je ziet dat in Brussel, maar ook daarbuiten: de groep daklozen wordt groter en het aandeel jongeren in die groep is groot. Die groep is veel diverser dan veel mensen denken. Het gaat niet enkel om de oudere man met een blik bier op straat, je hebt ook veel sofasurfers, jongeren die op de sofa slapen bij vrienden of kennissen. Dat zijn zeer precaire situaties en er is nergens nog plaats voor die mensen. Alle opvang is verzadigd of ze willen daar niet naar toe. Huisvesting is nog duurder geworden in Brussel. Als huurder ben je hier gejost, de gemiddelde wachttijd voor een sociale woning is ongeveer twaalf jaar en ondertussen betaal je je blauw op de privémarkt.
Schooluitval, daar liggen ze ook wakker van. Zeker voor die groep jongeren die echt niets meer te maken wil hebben met de maatschappij en zich daarvan gaat afkeren. Hoe krijg je daar het contact met die samenleving weer hersteld? Want die hebben heel hard het gevoel dat de samenleving hen niet moet. “Waarom zouden wij dan nog moeite doen om daartoe te willen behoren?” En dus zie je ook dat er op steeds jongere leeftijd met drugs wordt begonnen, dat het aantal steekpartijen of schietincidenten ook stijgt. We zien gewoon in het algemeen een verharding van de samenleving. In de wijken zie je ook een sterkere polarisering en spanning tussen de verschillende groepen die gebruik maken van de publieke ruimte. Enerzijds heb je bijvoorbeeld de jongeren, anderzijds heb je de families, of nog drugsverslaafden die daar ook rondhangen. Crack, dat in opmars is in Brussel…

Dat is nu allemaal kommer en kwel. Maar wij zitten allebei al lang in het vak, dus dat betekent dat er ook nog hoopvolle dingen gebeuren. Wat zijn je dromen of ambities nog?

Hanne: Het zou wel tof zijn om als JES nog eens een nieuwe wijk te gaan aanboren. We zijn al zeker twaalf jaar in dezelfde wijken actief. Maar het is iets helemaal anders  om in een nieuwe wijk op te starten hé? Als straathoekwerker begin je altijd met een observatiefase, maar als je ergens al tien jaar gewerkt hebt vanuit een organisatie, dan liggen daar wel al wat bouwstenen. Dus het zou wel tof zijn, moesten we bijvoorbeeld Schaarbeek of een andere plek kunnen gaan verkennen. Ik zou in de toekomst ook heel graag veel meer met meisjes en vrouwen aan de slag gaan, want die bereiken we nu onvoldoende. Enerzijds is dat omdat vrouwen gewoon veel minder in de publieke ruimte aanwezig zijn, anderzijds is dat ook wel omdat we op dit moment bijna uitsluitend mannelijke straathoekwerkers hebben. Het is niet onmogelijk om als man met vrouwen te werken, maar wel veel moeilijker en dat vergt meer tijd. Maar we gaan nu een nieuw project starten rond het mentaal welzijn van meisjes en vrouwen in een kwetsbare positie. Dus daar gaan we alleszins al kleine stapjes vooruit zetten.

Iets anders dat ik heel belangrijk vind is om vooral structureel na te blijven denken en de  bredere samenleving nooit uit het oog te verliezen. Het zou zo tof zijn moest er op minstens één van die kernproblematieken eens echt iets gaan bougeren, zodat we niet op al die dingen blijven rommelen in de marge. Er moet op een aantal dingen gewoon echt een omslag komen. Huisvesting bijvoorbeeld of die re-integratie van ex-gedetineerden die eens eindelijk fatsoenlijk begint te marcheren. De sociale woningen die beter toegankelijk zijn, de private huurmarkt die volledig op z’n kop wordt gezet. Het klinkt zeer utopisch en idealistisch, maar als ik op dat vlak geen dromen, hoop of ambities zou hebben, zou ik maar beter stoppen met mijn job.

Hanne Steven
Coördinator Straathoekwerk JES




Door in het archief te duiken zie je dat de thema’s waar nu nog op gewerkt wordt en waar heel veel systeemfouten en problematieken in zitten, er dertig jaar geleden ook al waren. Dat is wel pijnlijk om te zien.













Onze specifieke doelen zijn net: aanwezig zijn, luisteren en een gast ondersteunen in wat hij zélf als doelen gaat formuleren. Het is niet aan ons om dat te gaan zeggen.













Het zou zo tof zijn moest er op minstens één van die kernproblematieken eens echt iets gaan bougeren, zodat we niet op al die dingen blijven rommelen in de marge.

Toekomst plannen: meisjes- en vrouwenwerking
brussel-nlstraathoekwerk-nl