Ulrik werkt sinds drie jaar als straathoekwerker in Molenbeek, ongeveer gelijktijdig met het begin van de coronapandemie. Met de winter in aantocht, de precaire situaties die zich voordoen op de huizenmarkt, de moeilijke zoektocht naar een eigen plaats om te wonen, de procedures die gekoppeld zijn aan opvangstructuren en de moeilijkheid om er een plek te bemachtigen …, besloot Ulrik het verhaal van één van zijn gasten neer te schrijven. Dit is het verhaal van Redouan, een twintiger, die op zoek is naar stabiliteit en een eigen plek om te wonen.
Ik wil graag een verhaal vertellen over één van mijn gasten, een twintiger, dat zich afspeelde tijdens de coronapandemie. Laten we hem Redouan noemen. Redouan heeft een heel moeilijk jaar achter de rug en dat is zeker niet overdreven. Hij bracht het jaar immers door op straat.
Ik zag Redouan voor het eerst op JES. Hij kent JES al langer dan dat ik er werk en vertelde mij dat hij er al een hele tijd af en toe binnenspringt. Hij groeide op in Molenbeek en heeft er altijd gewoond. Ook wanneer hij op zijn 18de alleen ging wonen, bleef hij in Molenbeek wonen. Hij vertelde met trots hoe hij zich ‘debrouilleert’ op zijn eentje en dat al sinds jongs af aan. Al snel nodigde hij mij uit bij zich thuis, in zijn appartement. Hij vertelde over zijn moeilijke jeugd, het conflict met zijn ouders, zijn passage in een psychiatrische instelling en nog veel meer. Ook met zijn toenmalige buren lag hij in conflict, net als met zijn huisbaas. “Ze zijn allemaal zot, ik zweer het u.” We besloten dat hij ze niet teveel aandacht moest geven en dat hij zich meer op zichzelf moest concentreren.
Een week of twee later zocht Redouan me opnieuw op bij JES. Hij wou samen naar zijn huisbaas bellen, want die had hem een brief gestuurd die hij niet helemaal begreep. De brief in kwestie was een bevel tot uithuiszetting. Blijkbaar was er een dik half jaar eerder al een uitspraak geweest van de vrederechter, maar werd de uitvoering ervan uitgesteld omwille van de lockdown. Nu die lockdown voorbij was, werd de uithuiszetting alsnog uitgevoerd. Op het moment dat we de brief lazen, restten er nog slechts twee weken. Een poging tot dialoog met huisbaas en een verzoek tot eventueel uitstel mochten jammer genoeg niet meer baten.
Redouan wou in eerste instantie niets weten van hulp bij het zoeken naar opvang en onderdak. Hij zei me dat ik me geen zorgde hoefde te maken, dat hij het wel zou redden. Samen zochten we wel een oplossing voor zijn spullen. We overliepen verschillende opties en bezochten opslagruimtes die te huur stonden. We vonden echter niets dat op zulke korte termijn beschikbaar was en andere opties waren vaak te duur. Zijn nonkel deed nog een belofte zijn spullen bij hem thuis op te slaan, maar kwam daar later op terug. Volgens Redouan zouden zijn ouders, met wie hij in conflict ligt, op hem hebben ingepraat. Hij besliste te selecteren wat hij wou bijhouden en liet de enkele meubels en andere spullen voor wat ze waren.
Na de uithuiszetting logeerde Redouan bij zijn vader. Vanwege het slechte contact met zijn vader bleef hij zo vaak en zo lang mogelijk weg. We spraken regelmatig af om samen tijd door te brengen, iets te gaan eten. Ik probeerde zoveel mogelijk beschikbaar te zijn en te luisteren naar hoe het met hem ging. We zochten samen naar studio’s, herwerkten zijn CV, stuurden sollicitatiebrieven enzovoort. Dat alles gebeurde in stukjes en beetjes want hij bleef het moeilijk vinden om hulp te aanvaarden. Ik probeerde vooral het contact te behouden en er voor hem te zijn wanneer hij nood had aan een babbel.
Hij vertelde dat de ruzies met zijn vader zich steeds vaker voordeden en steeds feller werden. Zijn vader sloot hem soms buiten voor een dag of twee, maar ook hij koos er soms voor om bij hem weg te blijven. Na enkele maanden werd het onhoudbaar en stond hij op straat. Redouan was dakloos.
Redouan aanvaardde mijn voorstel om samen te kijken of hij terecht kon in een onthaalhuis. We deden pogingen bij verschillende onthaalhuizen, maar zonder succes. Meestal was er simpelweg geen plaats vrij of viel hij niet binnen het doelpubliek van het onthaalhuis. Een keer vertrok hij ook zelf wanneer hij alvorens het onthaalhuis te mogen integreren, in quarantaine moest in een leegstaand hotel. Hij voelde er zich niet goed, het deed hem te veel denken aan de psychiatrische instelling uit zijn verleden. Ik respecteerde zijn vraag om niet langer op zoek te gaan naar een plaats in een opvangstructuur, liever wou hij samen op zoek gaan naar appartementen. Hij sliep op dat moment in een kelderruimte van het appartementsgebouw waar zijn moeder woont die hij al jaren niet meer spreekt. Op een ochtend belde hij mij op en vroeg of ik zo snel mogelijk naar het gebouw kon komen. Een bewoner had een deur toegetrokken waardoor hij nu opgesloten zat. Ik vertrok meteen. Kort daarna belde hij opnieuw. Hij was OK, een andere bewoner had de deur weer geopend, hij was er uit.
Ik zag hem nu bijna dagelijks. We zochten samen naar appartementen, wandelden samen, mailden en belden met zijn sociaal assistente van het OCMW over zijn referentieadres dat op zich liet wachten, brachten tijd door in het park. Soms gingen we naar de supermarkt en kocht ik wat dingen voor hem van het straat- / bestedingsgeld dat ik van JES krijg, of we gingen iets eten of drinken. We praatten veel over hem en zijn situatie, maar ook heel vaak over andere dingen. Op een zeker moment was er een studio in zicht. De eigenaar wou aan Redouan verhuren en ging akkoord om even de tijd te geven om een aanvraag te doen bij het woningfonds voor een lening voor de waarborg. We gingen aan de slag om zo snel mogelijk alle nodige documenten voor de aanvraag te verzamelen. De procedure bleek uiteindelijk te lang te duren. Na ongeveer een maand besliste de eigenaar om dan toch maar aan iemand anders te verhuren.
De tijd ging voorbij, maar we bleven elkaar veel zien. Zijn situatie begon steeds meer te wegen op Redouan en hij zag duidelijk af. Via een collega straathoekwerker bij Diogenes, die Redouan ook kent, bekwam ik de contactgegevens van de coördinator van Step Forward, het Housing First-project voor jongeren jonger dan 26 van Samusocial en het OCMW van Brussel. Om eventueel recht te hebben op toegang tot Housing First moest Redouan eerst enkele nachten in de noodopvang van Samusocial doorbrengen. Redouan hoopte er erg op om via hen weer in een appartement te kunnen wonen en stond open voor de hulp en begeleiding binnen het project. Hij ging dan ook meerdere nachten naar de noodopvang en we vulden samen het aanmeldingsformulier in. Het lukte mij om hem te overhalen om open te antwoorden op de vragen en eerlijk te zijn over de moeilijkheden die hij kent en gekend heeft, ook in de psychiatrische instelling. Dit was niet vanzelfsprekend, want Redouan is een erg trotse kerel die zich niet makkelijk kwetsbaar opstelt. Nu was het wachten tot er een plaats vrij was en het selectiecomité hem een plaats zou toewijzen. Een maand later kwam het verlossende nieuws. Er was een appartement voor hem binnen het project. Redouan was erg opgelucht, het appartement kwam net op tijd. Hij zei dat hij het anders niet meer zag zitten. Nu woont hij in het appartement. De eerste maand verliep nog moeilijk, hij moest nog gewoon worden aan de nieuwe situatie en zijn rust vinden. Ondertussen lukt dat hem steeds. We zien elkaar ook wat minder, maar houden vooral telefonisch contact. Hij weet dat ik beschikbaar blijf.
Het was een heftig jaar voor Redouan. Ik ben blij dat ik er voor hem kon zijn in die moeilijke periode. En dat ik er ook nu nog voor hem ben. Het is ongelooflijk dat jongeren zulke dingen moeten meemaken. Maar het zou nog ongelofelijker zijn, moesten ze daarin alleen zijn.
Het is ongelooflijk dat jongeren zulke dingen moeten meemaken. Maar het zou nog ongelofelijker zijn, moesten ze daarin alleen zijn.